Vervelende beelden loslaten.

Alle indrukken die je opdoet worden door middel van plaatjes in je geheugen opgeslagen. Deze plaatjes bevatten beeld, geluid, gevoel, geur en smaak. Dit worden hoofdmodaliteiten genoemd. Je impressie wordt gecodeerd, geordend en krijgt een bepaalde betekenis. De meeste situatie leveren neutrale plaatjes op die dan in je geheugen worden opgeslagen. Iedereen kent ook de situaties die wel een zekere lading hebben. Je kunt dus prettige en fijne beelden op slaan, neutrale maar ook heftig en pijnlijke. Van de leuke momenten en neutrale situaties hebben we geen last. Heftige en pijnlijke situaties kunnen nog lang aanwezig zijn. Dit kunnen beelden zijn die je als eerste ziet als je opstaat en als laatste als je naar bed gaat.

Je kunt op verschillende manieren beelden maken:
-    Alles wat je zelf meemaakt, ziet, hoort, voelt, proeft en ruikt.
-    Als iemand zijn verhaal vertelt, zelf als de ander een verhaal van weer iemand anders vertelt.
-    Als je een film kijkt
-    Als je een boek leest.
-    Van nachtmerries.

Hoe maak je van een beladen beeld een neutraal beeld?

Door gebruik te maken van submodaliteiten.

Dit zijn de kleine deelaspecten waaruit een hoofdmodaliteit is opgebouwd. Geluid kan van een bepaalde kant komen. Ik hoor eerst met mijn rechter oor dat het portier van een auto dicht gegooid wordt en daarna met mijn linker oor. Dus weet ik dat dit geluid van de straatkant komt. Geluid kan hard, zacht, hoog of laag klinken. Door als een geluidsman veranderingen aan te brengen verander je de beleving en betekenis.

Als je naar een film zit te kijken maakt het voor je beleving nog al uit of je naar een kleurenfilm kijkt of een zwart/wit film. De editor bepaalt hoe de beelden overkomen, die vertraagt of versnelt het beeld en daarmee de beleving. Muziek speelt daarbij ook een belangrijke rol.

Wat je zelf zou kunnen proberen;

  1. Kies en kijk naar jouw vervelende en beladen beeld. Is je beeld in kleur of zwart wit? Groot of klein? Focus of panoramisch? Een filmpje of een plaatje?
  2. Als je beeld in kleur is, dan verander je je beeld naar zwart/wit. Kijk ernaar en voel of de betekenis van je beeld verandert. Zo niet, dan maak je je beeld weer kleur.
  3. Maak het kleiner als het groot is of andersom.
  4. Als het beweegt zet je het stil of andersom. Met ander woorden stop je film. Neem jezelf waar en voel of de betekenis van je beeld verandert. Zo niet, dan maak je je beeld weer bewegend en in kleur.
  5. Als het beeld als het een focus heeft, kijk dan naar alles er omheen, of andersom.
  6. Dit kun je ook met geluid, geur of smaak doen.

De submodaliteit die de verandering van beleving teweeg brengt noem je de driver. Meestal is de submodaliteit “geassocieerd of gedissocieerd” de driver. Daar we allemaal anders zijn en elke beleving weer anders is maakt het niet uit wat jouw driver is als je vervelende beeld maar neutraal wordt.

Heb je hulp nodig, bel me gerust.